Klassikaal lezen
‘Klassikaal lezen? Dat doe ik regelmatig met mijn onderbouwklassen. Leesplezier is belangrijk, maar dat betekent niet dat je de individuele keuze van wat er gelezen wordt altijd centraal moet stellen. De scope mag best breder zijn dan het verplichtende ‘leuk’.
Allereerst omdat leerlingen nog geen breed ontwikkeld referentiekader hebben. Ze weten nog niet wat er allemaal te koop is. Ten tweede doet alleen lezen voor de lol geen recht aan de hele breedte van wat een leeservaring zou kunnen zijn. Juist op school is het leuk om dingen te lezen die leerlingen niet zelf zouden kiezen. Dat is zowel leerzaam als interessant.
Daarom bespreek ik regelmatig klassiekers en oude teksten in de klas. Zo’n oude tekst is een handig uitgangspunt: je begrijpt niet direct wat je leest, en dus voelen leerlingen zich vrij om vragen te stellen. Je hóeft het ook niet mooi te vinden, maar door de tekst te bevragen, leren leerlingen verwoorden hoe ze iets lezen en waarom iets ze aanspreekt of juist niet. Dat geeft ze de ruimte om te leren praten over teksten. Door het wroeten in oude teksten, doen ze zelfvertrouwen op. Bovendien brengt het ze in aanraking met het gegeven dat een fictieboek niet een op zichzelf staande tekst is, maar dat het onderdeel is van een heel netwerk aan teksten.
“Ik probeer het plezier in vragen stellen te stimuleren”– Joke, docent Nederlands
Natuurlijk kies ik teksten uit die een interessante les kunnen opleveren, zoals Mariken van Nieumeghen. Aan het begin van het schooljaar hertalen we altijd Hebban olla vogala… Dat roept vragen op als: Waarom was het Nederlands vroeger zo anders? In de middeleeuwen kon toch niemand lezen, waarom hebben ze dit dan opgeschreven? Ik probeer het plezier in vragen stellen te stimuleren. Het weten wat je niet begrijpt, is heel fundamenteel. Leerlingen leren op welke manieren je het kunt aanpakken als je iets leest wat je helemaal niet snapt. Dat is tegelijk een goed vertrekpunt om historische letterkunde te benaderen in de bovenbouw.’